De wedstrijdproeven

Hieronder staan de proeven met een korte uitleg. Je bepaalt samen met je instructeur welke proef het beste bij jou past. Het bestuur bekijkt bij inschrijving ook of deze proef passend is voor de ruiter. 

 
Op het inschrijfformulier wordt vermeld op welke dag de even proeven worden gereden en op welke dag de oneven proeven. De A proef wordt op beide dagen gereden.
Degene die de proef voorleest mag bij alle proeven in de rijbak staan. Alleen bij de A proef mag een begeleid(st)er meelopen tijdens de proef. Bij de andere proeven mag dat dus niet.

Om de proeven te kunnen bekijken, heb je het programma Adobe Acrobat Reader nodig. Als je deze software niet hebt, klik dan op deze link Adobe Reader en de software wordt dan geïnstalleerd. Als je de link bij de proeven aanklikt, worden ze schermvullend en kun je ze eventueel uitprinten. Als je de software van Adobe’s website download dan ga je akkoord met licentievoorwaarde. Lees deze eerst voordat je iets download.

Proef A

Proef A

De A proef is een proef voor deelnemers die niet 2 verschillende proeven kunnen rijden of wanneer het noodzakelijk is dat een begeleider meeloopt tijdens de proef.

Proef B1

De B1 proef is de makkelijkere stap/draf proef



Proef B2

De B2 proef is de makkelijkere stap/draf proef



Proef B3

De B3 proef is de moeilijkere stap/draf proef



Proef B4

De B4 proef is de moeilijke stap/draf proef



Proef C1

De C1 proef is voor deelnemers die wel kunnen galopperen, maar nog geen figuren kunnen rijden in galop

Proef C2

De C2 proef is voor deelnemers die wel kunnen galopperen, maar nog geen figuren kunnen rijden in galop.

Proef C3

De C3 proef is voor deelnemers die kunnen galopperen en figuren kunnen rijden in galop.


Proef C4

De C4 proef is voor deelnemers die kunnen galopperen en figuren kunnen rijden in galop.


De Wisselbeker

Aan het eind van het weekend is er voor diegene die het in het weekend het beste heeft gedaan de wisselbeker. Om te bepalen wie dat is moet er altijd gerekend worden. Niet alle proeven hebben namelijk het zelfde aantal onderdelen.
De A, B1, B2, B3, B4 hebben 17 onderdelen. De C proeven hebben er 20. De punten voor de proeven met 20 onderdelen worden dus vermenigvuldigd met 0,85.

Een voorbeeld;
Jan heeft in de C4 op zaterdag 160 punten. Op zondag in de C3, 168 punten. Zijn beste resultaat is 168 punten. Met de proef met hoogste resultaat doet Jan mee voor de wisselbeker. Deze proeven bestaan uit 20 onderdelen, dus worden de punten voor de wisselbeker vermenigvuldigd met 0,85. Jan heeft dus voor de wisselbeker 142,8 punten.

Els heeft in de A op zaterdag 130 punten. Op zondag ook in de A 145 punten. Er zijn in de A maar 17 onderdelen dus hier wordt geen vermenigvuldiging gedaan. De proef van zondag telt voor Els mee voor de wisselbeker. Els heeft dus in totaal 145 punten en wordt dus net eerste voor Jan.

Op deze manier is het ook mogelijk, dat deelnemers die maar op 1 dag meedoen, de wisselbeker kunnen winnen. Is er een gelijke stand dan wordt er naar de tweede proef gekeken. Wie dan daar het meeste punten heeft wint uiteindelijk de wisselbeker.

Zo hebben alle deelnemers even veel kans om de wisselbeker te winnen. Aan de ruiters dus de opgaaf om zo goed mogelijk te rijden. Maar treur niet als je niet wint. Meedoen is belangrijker dan winnen…